Als of dan?
“Als je nu niet snel je mond houdt, dan word ik gillend gek.”
Maar dan net anders. Dit artikel gaat over het juiste gebruik van als en dan in vergelijkingen.
- Ik ben groter als hij
- Ik ben groter als hem
- Ik ben groter dan hij
- Ik ben groter dan hem
Welke zin klopt volgens jou? Weet je het antwoord niet helemaal zeker? Of helemaal niet zeker? Lees dan vooral door.
Heel veel mensen (je bent niet de enige) hebben geen idee hoe ze een talige vergelijking correct moeten maken. Wat eigenlijk best gek is, want het is echt niet zo moeilijk als je wellicht denkt. Er zijn slechts drie regels die je in je oren moet knopen. Komen ze!
#1 Wanneer je een vergelijking met de vergrotende trap (warmer, beter, groener) maakt, gebruik je dan.
#2 Wanneer je een vergelijking maakt waarbij de vergeleken aspecten niet van elkaar verschillen, gebruik je als.
Ik licht deze eerste twee regels toe met wat voorbeeldzinnen.
- Klaas is groter dan Piet
- Het is vandaag warmer dan gisteren
- Frankrijk is mooier dan Nederland
- Jan heeft dezelfde auto als Bas
- Er ligt hier evenveel sneeuw als in Oostenrijk
- We spreken hetzelfde af als vorige week
Deze voorbeelden hebben betrekking op personen, plaatsen en tijdstippen. De personen worden hier met naam genoemd, wat niet altijd het geval hoeft te zijn. Hoe formuleer je de vergelijking dan? Zeg je als/dan ik of als/dan mij? Dat brengt mij bij de derde regel.
#3 Plaats bij twijfel een werkwoord achter de vergelijking en je hoort meteen of het klopt.
- Hij is bruiner dan ik (ben)
- Hij is bruiner dan mij (ben)
- Zij hebben dezelfde tent als wij (hebben)
- Zij hebben dezelfde tent als ons (hebben)
- Wij sporten vaker dan jij (sport)
- Wij sporten vaker dan jou (sport)
- Ik maak hetzelfde gerecht als zij (maakt)
- Ik maak hetzelfde gerecht als haar (maakt)
Onthoud deze drie regels en je zal minder fouten maken dan voorheen. Ik wens je evenveel succes als plezier!