Doe maar niet doen
Doen. Wat betekent dit werkwoord volgens jou? Het lukte mij niet een allesomvattende betekenis van dit werkwoord te geven. Doen betekent gewoon doen. Dit vierletterwoord komt veelvuldig voor in ons dagelijks taalgebruik, dus je zou verwachten dat de betekenis gemakkelijk te benoemen is. Niet dus. Maar waarom niet?
Betekenissen
Doen kan aardig wat betekenissen vervullen. Het woordenboek benoemt doen onder andere als ‘een handeling verrichten of uitvoeren, als beroep hebben, brengen, veroorzaken, functioneren, voortdurend het genoemde verrichten, geslachtsgemeenschap hebben, zich uiten of gedragen en het gewenste effect hebben’. Tevens geeft het woordenboek aan dat doen als versterkend werkwoord kan fungeren. En dit wordt nog wel eens verkeerd begrepen.
Versterkend werkwoord
- “Ik doe wel de auto pakken.”
- “De auto pakken doe ik wel.”
Twee uitingen die exact dezelfde woorden bevatten, maar in een andere volgorde staan gepresenteerd. Alleen in de tweede uiting heeft het werkwoord doen toegevoegde waarde, namelijk dat het als versterkend werkwoord dient. Dit gaat bijna altijd gepaard met een bepaalde klemtoon, die de boodschap ook versterkt:
- “De auto pakken doe ík wel (als jij de tas inpakt).”
- “De auto pakken dóe ik wel (maar liever niet ’s avonds).”
- “De auto pakken doe ik wél (maar de vrachtwagen niet).”
Geen toegevoegde waarde
Steeds vaker hoor je uitingen waarin doen totaal geen toegevoegde waarde heeft. Let er maar eens op, het zal je verbazen hoe vaak dit werkwoord nutteloos wordt gebruikt.
- “Ik doe wel weer tanken.”
- “Ik doe de plantjes even watergeven.”
- “Daarna doe ik het nog een keer schoonmaken.”
- “Ik doe het toch niet zeggen!”
- “Anders doe ik wel boodschappen doen.”
Dit nutteloze gebruik van het werkwoord doen als versterkend werkwoord, komt alleen voor in spreektaal. Althans, ik ben het in schrijftaal (gelukkig) nog nooit tegengekomen. Maar waarom doen we zoveel? Zoals ik al aangaf, kent het werkwoord een groot aantal betekenissen. We doen bijvoorbeeld ook ons haar of de kamer, maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Dat we het in orde maken. Waarom zeggen we dat dan niet gewoon?
Het werkwoord doen kan in zoveel uitingen tot z’n recht komen, dat we door de bomen het bos niet meer zien. En hierdoor gaan we dus te pas en te onpas in de weer met dit werkwoord.
Hoe hoort het dan wel?
- “Tanken doe ík wel, als jij maar betaalt.”
- “Watergeven dóe ik wel, maar niet zo vaak.”
- “Schoonmaken doe ik het wél, maar opruimen niet.”
- “Zeggen doe ík het toch niet, maar hij misschien wel.”
- “Boodschappen doen dóe ik wel, maar vervelend dat ik het vind.”
Doen we bij dezen afspreken dat we niet meer zomaar doen doen?