Eén ding tegelijk

“Vrouwen kunnen toch twee dingen tegelijk?”

Deze vraag wordt mij net iets te vaak gesteld. Als ik meerdere dingen tegelijk doe, word ik zichtbaar onhandig. In een restaurant een gesprek voeren en tegelijkertijd semi-nonchalant een lekker gerecht uitkiezen? Dat werkt dus niet voor mij. Dan zit ik binnen de kortste keren aan de pasta bolognese (ik ben er zo eentje). Of lopend een appje sturen op mijn telefoon. Dan bots ik geheid tegen een paaltje of stoeprand aan. Niet alle vrouwen kunnen dus twee dingen tegelijk.

Vrouwen kunnen…

Waar komt het idee dat vrouwen twee dingen tegelijk kunnen eigenlijk vandaan? Ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat mannen dit uitstekend kunnen. Terwijl ze dit toch ook doen? Zo belt bijna iedere automobilist – ongeacht het geslacht – wel eens in de auto. Ik besloot het op te zoeken. Gelukkig weet Google bijna alles. Even leuk tussendoor: Google vult de zoektermen Vrouwen kunnen als eerste aan met niet rijden. Blijft pijnlijk…

Maar goed, het fenomeen dat vrouwen twee dingen tegelijk kunnen kan geschiedkundig verklaard worden. De voorhistorische man was een jager, die zijn prooien soms langere tijd moest achtervolgen. Hij was dus een tijdlang geconcentreerd op één en hetzelfde doel. De voorhistorische vrouw daarentegen moest zich op verschillende taken tegelijk focussen: de groep beschermen, eten bereiden, zorgen voor kinderen. Daarnaast hebben de geslachtshormonen invloed op de evolutie van de hersenen, waarbij vrouwen gemakkelijker van de ene naar de andere hersenhelft schakelen (bron).

Tegelijk?

Na een ietwat lange inleiding, kom ik dan nu bij het taalkundige aspect van dit artikel aan. Wat is de meest voor de hand liggende reactie van een vrouw die niet uitblinkt in het doen van twee dingen tegelijk?

“Ik kan maar één ding tegelijk.”

Maar is dit taalkundig ook correct? Nee. De woorden één ding en tegelijk botsen. De Dikke Van Dale definieert tegelijk als op hetzelfde ogenblik. Als je deze definitie letterlijk gebruikt in de bovenstaande uiting, kom je er al snel achter dat de uiting niet klopt: “Ik kan maar één ding op hetzelfde ogenblik.” Eén ding op hetzelfde ogenblik als wat? Je kan dus niet één ding tegelijk; je kan één ding.

Maar ja, dat is natuurlijk ook weer niet precies wat je wilt zeggen…