In de ontkenning

Geloof het of niet, maar wiskunde hangt meer met taal samen dan je zou denken. Een beetje wiskundig inzicht zou ons namelijk kunnen helpen om taal beter te begrijpen. Soms zijn ingewikkelde talige uitingen nodig om een boodschap goed over te brengen. Een voorbeeld: “Ik maak niet altijd geen fouten.” Niet en geen; dubbele ontkenning. Maar hoe zit dat ook alweer? 

Dubbele ontkenning

De persoon zegt niet altijd geen fouten te maken, dus eigenlijk maakt hij soms geen fouten en vaak wel fouten. Maar waarom die ingewikkelde dubbele ontkenning? “Ik ben niet zonder jas naar buiten gegaan.” Ofwel, met jas naar buiten gegaan. Waarom zeggen we dat dan niet gewoon? Waarschijnlijk had deze persoon sterk verwacht dat hij zonder jas naar buiten kon gaan, maar bleek het toch te koud of regenachtig te zijn. Hij benadrukt het feit dat hij niet zónder jas naar buiten kon.

Enkele ontkenning

Naast de dubbele ontkenning, kan de enkele ontkenning ook tot onduidelijke communicatie leiden. Huh? “Ik heb niet gegeten / gewerkt / gefietst / gedronken”; dit zijn vrij duidelijke zinnen. Daar zal iedereen het wel over eens zijn. Wanneer de enkele ontkenning echter in een vraag voorkomt, begrijpen we er opeens stukken minder van.

        “Ben je nog nooit in Frankrijk geweest?”
B         “Ja.”

Weet jij nu of persoon B al eens in Frankrijk is geweest? Hij geeft een bevestigend antwoord op een ontkennende vraag. Plus keer min is… Zucht, wiskunde. Persoon B is nog nooit in Frankrijk geweest. Meestal wordt een ontkennende vraag ontkennend beantwoord, ondanks dat een bevestiging het enige waarheidsgetrouwe antwoord zou zijn.

        “Heb je nog niet gegeten?”
D         “Nee.”
        “Oh, ik heb nog wat pasta over. Wil je dat?”
        “Graag! Ik heb echt trek.”

Lekker typisch. Eet smakelijk…