Snappen hun of zij het?
Iedereen kent er wel een aantal. Van die mensen die jouw grammatica steeds maar weer blijven verbeteren. Die als een soort robot herhaaldelijk de woorden zij, hun, als, dan opdreunen. In het begin nog vriendelijk, later steeds gefrustreerder. Inkoppertje: ik ben zo’n iemand. Met al snel heel weinig geduld. Vandaar dit artikel over het gebruik van hun en zij. Dit wordt namelijk nog steeds veel te vaak verkeerd gebruikt. Snap jij ook zo weinig van de hunnies? Lees dan vooral door.
Zij is onderwerp
Ondanks dat het gebruik van hun of zij één van de meest gevreesde grammaticale kwesties van onze taal is, is het echt niet zo moeilijk als je misschien denkt. Het enige dat je moet onthouden is dat hun never nooit het onderwerp van een zin kan zijn. Zinnen zoals hieronder zijn dus altijd fout, ondanks dat je dit waarschijnlijk heel vaak hoort.
- “Hun hebben het naar hun zin gehad.”
- “Hun zijn vanavond niet thuis.”
- “Hun hebben een heel leuke vakantie gehad.”
De dikgedrukte woorden zijn fout. Hun wordt hier namelijk als het onderwerp van de zin gebruikt en dat is zoals gezegd nooit het geval. Een korte opfriscursus over het onderwerp: stel jezelf de vraag wie/wat doet/is iets? en voilà.
- Wie hebben het naar hun zin gehad? Zij.
- Wie zijn vanavond niet thuis? Zij.
- Wie hebben een heel leuke vakantie gehad? Zij.
Hun is bezittelijk
Wanneer gebruik je hun dan wel? In het geval sprake is van een bezit. Hun is namelijk een bezittelijk voornaamwoord. Zie onderstaande zinnen.
- “Zij brachten hun dochter vanochtend veel te laat naar school.”
- “Zij hadden hun auto tegen een paaltje aan gereden.”
- “Zij hebben hun huis maandenlang helemaal opgeknapt.”
Zie je het verschil met het gebruik van hun in deze zinnen ten opzichte van het foutieve gebruik in de eerste drie voorbeeldzinnen? Zij (en niet hun) hebben een dochter, een auto en een huis in hun bezit. Achter hun komt dus geen werkwoord (brachten, hadden, hebben) te staan, maar een zelfstandig naamwoord (dochter, auto, huis).